De term 'christen' werd voor het eerst gebruikt in Antiochië nadat Jeruzalem een vervolging was uitgebroken tegen aanhangers van Christus, waar ook de latere apostel Paulus (toen Saulus) aan meedeed. De vervolgden vluchtten weg en raakten verstrooid tot in Fenicië, Cyprus en Antiochië, Turkije). Daar kwam toen ook een groot aantal Grieken tot geloof, die daarna een jaar lang onder leiding van de apostel Barnabas en de intussen bekeerde Paulus onderwezen werden in wat het christelijk geloof inhield. In die tijd begonnen de mensen deze gelovigen 'christenen' te noemen. Van origine was dit een scheldnaam voor de nieuwe groepering[bron?], die later door de christenen zelf als aanduiding voor henzelf is overgenomen.
Een Bijbels gezichtspunt op de geschiedenis van de eerste christenen is voor zover het de verspreiding naar Syrië, Turkije, Griekenland en Italië betreft, te vinden in het bijbelboek Handelingen.
|